Inclusie: kleine aanpassingen, grote effecten

Pedagogisch klimaat

Inclusie: kleine aanpassingen, grote effecten

Ieder kind verdient het om gezien en gehoord te worden. Dat is de essentie van inclusief onderwijs. In zo’n schoolomgeving telt iedereen mee, doet iedereen mee en zijn we allemaal gelijkwaardig. Gedrag is nooit los te zien van de context waarin het zich voordoet. Gedragsproblemen zijn vaak interactieproblemen, die opgelost kunnen worden door de situatie anders in te richten en/of anders te reageren. Dit kan bijvoorbeeld door het gedrag van een leerkracht aan te passen, de leeromgeving te veranderen of het lesaanbod anders te presenteren. Zo ontstaat er ruimte voor ander gedrag en een andere dynamiek (patroondoorbreking).

Gedrag is slechts het topje van de ijsberg. Onder dat gedrag ligt vaak een behoefte of een signaal. De kunst is om dat te doorzien. Want het kind heeft geen gedragsprobleem, het heeft te maken met een context die nog niet goed afgestemd is op zijn of haar behoeften. Ieder kind verdient een ‘kijk-achter-het-gedrag-bril’. Dit geldt natuurlijk vooral voor de kinderen die vaak het gevoel hebben dat ze niet begrepen worden.

Zoals Bert Wienen het zo mooi zegt: “Zet het kind centraal door het niet centraal te zetten.” Wat hij bedoelt, is dat er in het reguliere onderwijs zo veel mogelijk ruimte moet zijn voor diversiteit. Wanneer dat lukt, wordt niet alleen het onderwijs, maar ook de samenleving inclusiever en dus rijker. Diversiteit verrijkt.

Van kreet naar concreet

Inclusief onderwijs doet een appél op de rechten van de mens en onderlinge gelijkwaardigheid, de realiteit vraagt om meer dan woorden op papier. Hoe maken we het daadwerkelijk werkbaar in de klas? Wat kan er morgen veranderen in het onderwijs zonder dat we extra middelen of mensen nodig hebben? Het antwoord is simpel: een andere mindset (paradigmashift van medische naar contextmodel), zie o.a. het werk van Michael Giangreco, Beno Schraepen, Bert Wienen en Sofie Sergeant.

We moeten bereid zijn om bestaande methodes los te laten en het onderwijs breder te zien dan alleen de traditionele benaderingen. Het gaat erom dat we gedrag zien als een signaal, niet als een probleem dat opgelost moet worden. Wanneer we als leerkrachten anders leren kijken, kunnen we veel meer bereiken. Dit wordt ook duidelijk in het boek Inclusief gedrag van Gijs van Gemert, Karlieneke Speijers en Sofie Sergeant, waarin gedragsvragen worden gezien als signalen in plaats van obstakels.

Toch blijft er altijd een strijd tegen de overtuiging dat “meer handen” of “meer geld” nodig zijn om het beter te doen. Maar de praktijk laat zien dat er vaak meer mogelijk is dan je denkt, juist met kleine aanpassingen.

Overtuigingen waarom het niet kan, de zogenaamde excluses, zoals benoemd door Beno Schraepen in zijn gelijknamige boek, zijn hardnekkig, die bemoeilijken de beweging naar inclusief onderwijs. Denk aan uitspraken zoals:

  • “De klassen zijn te groot.”
  • “Als ik dit voor iedereen moet doen, dan…”
  • “Eerst meer handen of meer geld.”

 

Deze gedachtegangen kunnen leerkrachten in de verleiding brengen om te denken dat inclusie alleen mogelijk is met extra middelen en/of handen. Maar de werkelijkheid is dat er vaak veel meer mogelijk is dan we denken, zelfs binnen de huidige beperkingen. We moeten immers naar een inclusieve mindset in een exclusief systeem. Het is een kwestie van mindset en het durven loslaten van traditionele denkbeelden over wat ‘standaard’ onderwijs zou moeten zijn. Kinderen krijgen gelijke kansen als ze ongelijk onderwijs kunnen genieten.

Kleine veranderingen, grote resultaten

Laten we eens kijken naar een paar praktische voorbeelden van kleine aanpassingen die een groot effect hebben op de inclusiviteit in de klas.

Moet ieder kind altijd hetzelfde werk doen, op hetzelfde tijdstip? Nee, dat hoeft niet. Gelijke kansen betekenen niet dat iedereen hetzelfde krijgt. Stel je voor: een kind loopt vast op een dictee en raakt gefrustreerd. Wat als we dat dictee gewoon verplaatsen naar een ander moment, wanneer het kind zich minder gespannen voelt? Of stel je voor dat een leerling heel snel rekent en al het werk goed doet in de eerste twee rijtjes. Moet hij dan echt de resterende twee rijtjes maken? Nee, geef hem de ruimte om door te gaan, zodat hij sneller kan leren. Hetzelfde geldt voor leerlingen die niet op het gemiddelde niveau werken: hoge verwachtingen stellen betekent niet altijd hogere leerdoelen. Het betekent wel dat we vertrouwen hebben in het kind, zelfs als het ontwikkelingsniveau verschilt van dat van anderen.

Een ander belangrijk punt is de manier waarop we kinderen benaderen. We zeggen wel dat ieder kind uniek is, maar vaak behandelen we iedereen op dezelfde manier. Wat als we flexibeler en luchtiger zouden reageren op het gedrag van een kind? Stel je voor dat een kleuter steeds op de bel van de juf wil drukken en daardoor door de klas loopt. In plaats van het af te keuren, kan de juf de bel tijdelijk op de kast zetten en het kind uitleggen dat hij deze voor de pauze mag gebruiken. Zo krijgt het kind ruimte om zijn energie kwijt te kunnen, zonder de hele klas te verstoren.

Nog meer voorbeelden: Een kind dat tijdens het werk voortdurend met zijn benen wiebelt, kan baat hebben bij een elastiek onder de tafel, zodat hij zijn beweegbehoefte kan kanaliseren. Of een leerling die langzaam eet: in plaats van de strijd aan te gaan over het opeten van een hele banaan, kan het kind gerust een halve banaan krijgen en later de rest opeten. En denk ook aan de leerlingen die moeite hebben met sociaal gedrag. Wanneer een kind zich sociaal onhandig gedraagt, bijvoorbeeld door wild met een schep te zwaaien in de zandbak, kan de juf concreet uitleggen waarom dat niet werkt en samen met het kind oefenen om het anders te doen. Dit modelleergedrag helpt niet alleen het kind, maar creëert ook begrip bij de andere leerlingen.

Organisatorische winst

Inclusief onderwijs kan niet alleen door individuele leerkrachten tot stand komen, maar vraagt om een gezamenlijke aanpak. Organiseer momenten in teamoverleggen om het gedrag van kinderen te bespreken en nieuwe strategieën uit te proberen. Maak gedrag bespreekbaar in je team en leer van elkaar. Wanneer iedereen dezelfde ‘kijk-achter-het-gedrag-bril’ draagt, kan het team als geheel het verschil maken, voor iedere leerling.

Door samen te reflecteren op lastige situaties en gedragsalternatieven met elkaar te delen, kan een team het verschil maken in de klaspraktijk.

Tot slot: De grondhouding in een inclusieve klas

Wat is je houding als leerkracht in een inclusieve klas? De basis is: niks is raar, afwijkend of bijzonder. Heb een open mindset en een nieuwsgierige blik naar het gedrag van je leerlingen. Elk gedrag heeft een onderliggende reden, en het is jouw taak als leerkracht om die reden te ontdekken. Pas dan kun je de context afstemmen en het gedrag helpen bijsturen. Neem ouders mee in je aanpak en laat hen zien dat je echt werkt vanuit deze inclusieve visie. Want overall geldt: geen enkel kind verdient het om als ‘afwijkend’ gezien te worden. Door onze norm te verbreden, creëren we een onderwijsomgeving waarin iedereen zich gezien, gehoord en begrepen voelt.

Liesbeth Hommes (excellent leerkracht, master SEN, adviseur inclusief onderwijs), Maaike Klinkenberg (programmamanager inclusief onderwijs).

 

*Dit artikel is geschreven behorend bij de programmalijn pedagogisch klimaat (waterpomptang) van de toolkit inclusief onderwijs van SWV PO ZOUT

Toolkit inclusief onderwijs

Deel dit nieuwsbericht

SWVZOUT beeldmerk

Meer nieuws?

Inschrijven nieuwsbrief

Inloggen